Topklas-deelnemer Marit Kool doet onderzoek naar het effect van psychotherapiedoseringen

Interview met Marit Kool

23 mei 2023
 

Marit Kool

‘In de ggz hebben we te maken met druk, onder meer van de zorgverzekeraars, om behandelingen zo kort mogelijk te laten duren. Maar er is nooit onderzocht of met minder sessies wel hetzelfde resultaat bereikt kan worden.’ Aan het woord is Marit Kool, die met haar promotieonderzoek het effect van de dosering van psychotherapie wil nagaan.

Marit Kool is in 2017 gestart met de opleiding tot klinisch psycholoog bij  Arkin. Ze was al een jaar bezig met haar promotieonderzoek aan de VU toen haar opleider opperde dat de Topklas wel iets voor haar was. Ze noemt zichzelf dan ook een zij-instromer. ‘Ik ben een paar maanden later dan de allereerste lichting ingestroomd, ik was al Gz-psycholoog en net gestart met de KP-opleiding en mijn promotieonderzoek liep ook al een jaar. De meeste deelnemers in de Topklas beginnen als ze starten met de GZ-opleiding.’

Onderzoek naar efficiëntie in de ggz

Voor haar promotie doet Kool onderzoek naar het effect van psychotherapiedoseringen (PsyDos). ‘Onder druk van onder meer de zorgverzekeraars en door de marktwerking in de zorg moeten behandelingen in steeds minder tijd en minder sessies worden afgerond. Dat zou goedkoper zijn en de wachtlijsten wegwerken. Wij misten alleen de evidentie daarvoor. Is eigenlijk wel onderzocht of het ook in minder sessies net zo goed kan? En zou een behandeling niet veel sneller effect hebben als je je therapeut in het begin twee keer per week ziet in plaats van wekelijks? Omdat er weinig onderzoek is op dit gebied, besloot ik dit op te pakken.’ 
 
Kool heeft het onderzoek uitgevoerd in een groep cliënten die zowel een depressie hebben als een persoonlijkheidsstoornis. ‘De reden om te kiezen voor deze groep is deels dat ik zelf bij het NPI werk, een gespecialiseerd centrum voor persoonlijkheidsstoornissen (onderdeel van Arkin),’ licht Kool toe. ‘En deels omdat uit eerder onderzoek bij depressie bleek dat een intensievere start van de behandeling effectiever is dan wekelijkse sessies. We gaan met dit onderzoek na of dit ook geldt voor deze doelgroep.’

Voor haar onderzoek zijn 246 patiënten gerandomiseerd over 25 of 50 behandelsessies. Kool: ‘Mensen die 25 sessies kregen, begonnen met één sessie per week en dit werd na een half jaar teruggebracht tot een keer per twee weken. Mensen die de intensievere variant kregen van 50 sessies, begonnen met twee keer per week en dat werd na een half jaar één keer per week. Daarnaast werden de deelnemers gerandomiseerd over therapietype: ze kregen of Schema Therapie (ST) of Kortdurende Psychoanalytische Steungevende Psychotherapie (KPSP). ‘Door het toepassen van loting haalden we veel biases weg en kregen we een relatief schone manier om verschillende condities te vergelijken’, verklaart Kool.

Intensieve behandeling lijkt te lonen

Kool heeft het artikel met de resultaten van haar onderzoek ingediend en het wachten is op publicatie. Kool: ‘De resultaten die we tot nu toe geanalyseerd hebben, zijn de resultaten tot het einde van de behandeling. We hebben de cliënten na afloop van de behandeling van een jaar allerlei vragen opnieuw gesteld. En dan zien we dat bij het einde van de behandeling mensen na 50 sessies echt veel beter zijn opgeknapt van hun depressie dan mensen die 25 sessies hebben gehad. Dat vonden we ook op het overgrote deel van de persoonlijkheidsmaten die we hebben afgenomen.’

Om te kunnen aantonen dat deze verschillen ook op de lange termijn blijven bestaan, zet Kool het onderzoek voort. ‘We laten mensen ook terugkomen een jaar nadat de therapie is gestopt en doen dat nog eens bij drie jaar na afsluiten van de behandeling. Deze laatste dataverzameling loopt nog,’ vertelt Kool. ‘Als inderdaad blijkt dat intensievere sessies betere resultaten boeken, lost dat op korte termijn de wachtlijsten niet op. Maar op langere termijn misschien wel als mensen minder vaak terugkomen in de ggz.’

Een belangrijke vraag in het onderzoek is ook hoe de betere resultaten in de intensieve therapiegroep verklaard kunnen worden. Kool: ‘Mogelijk komt een goede relatie tussen client en therapeut sneller tot stand als zij elkaar in het begin vaker zien, en draagt dat bij aan het effect. Deze, en enkele andere hypothesen ga ik in een latere fase van het onderzoek na.’

Topklas

Door de Topklas voelt Kool zich gesteund. ‘In de Topklas tref ik vooral lotgenoten, hoe raar dat misschien ook klinkt. Je kunt dit alleen doen als je, naast het veeleisende traject, ook ruimte hebt voor ontspanning en relativering. Daar helpen we elkaar bij. Daarnaast is het een bron van inspiratie. We hebben masterclasses bij deelnemers op de eigen werkplek en allerlei workshops. Vanaf juni ga ik samen met een klasgenoot het jaarbestuur doen en daar kijk ik erg naar uit. Het is de derde keer dat twee klasgenoten een jaar lang de kar gaan trekken. Ook daar ligt weer een mooie leerervaring!