Risicotaxatie onmisbaar bij keuze van beste behandeling zedendelinquenten

Interview met Wineke Smid

10 december 2020
 

Wineke Smid

Zedendelinquenten gaan minder vaak opnieuw in de fout dan doorgaans wordt gedacht. Omdat de klinische beoordeling van dit risico op herhaling subjectief, en daardoor onbetrouwbaar is, is het van groot belang dat professionals gebruikmaken van bestaande, wetenschappelijk onderbouwde risicotaxatie-instrumenten, benadrukt Wineke Smid. ‘Alleen zo kunnen we ervoor zorgen dat de meest risicovolle plegers de intensiefste behandeling krijgen.’

Nee, het zijn niet alleen maar gruwelijke, gestoorde en gevaarlijke griezels die je zo lang mogelijk moet opsluiten om te voorkomen dat ze onmiddellijk weer toeslaan. De recidivecijfers vertellen een ander verhaal. De eerste vijf jaar na het delict ligt het recidivepercentage bij zedendelinquenten tussen de 10 à 15%. Na twintig jaar of langer schommelt de recidive rond de 25%. En bij de grote groep plegers van zedendelicten die niet opnieuw een delict plegen neemt het risico van herhaling elk jaar verder af.

Wat bieden risicotaxatie-instrumenten? 

Als expert op het gebied van het beoordelen en behandelen van zedendelinquenten weet Wineke Smid waar zij het over heeft. Ze is als hoofd onderzoek bij de Van der Hoeven Kliniek betrokken bij diverse onderzoeksprojecten. Daarnaast is ze actief als hoofdopleider van de incompany zeden-opleiding en medelid van de stuurgroep van de Forensische Academie bij de RINO Groep. Bovendien is zij de enige die als mastertrainer in Europa trainers mag opleiden in het toepassen van de veelgebruikte risicotaxatie-instrumenten STATIC-(R), STABLE-2007 en ACUTE-2007 (SSA). Deze instrumenten zijn samen te gebruiken als een soort drietrapsraket om alle factoren die medebepalend zijn voor het recidiverisico van zedendelinquenten objectief op een rij te kunnen zetten.

Met de STATIC (uit 1999, herzien in 2012) worden de statische, vaststaande gegevens in kaart gebracht, zoals leeftijd van de pleger, eerdere veroordelingen voor geweld en seksuele delicten, en het aantal gemaakte slachtoffers. Door het afnemen van deze vragenlijst met in totaal 10 items – door Smid treffend getypeerd als ‘VIVA-kwisje’ – ontstaat al een basale indicatie van het recidiverisico.

‘Aanvullend hierop kun je met STABLE (uit 2007) dynamische factoren in kaart brengen’, legt Wineke uit. ‘Denk hierbij aan tal van veranderbare zaken die in de behandeling aan bod kunnen komen, zoals het vermogen tot het vormen van een stabiele relatie, het beheersen van impulsief gedrag en het omgaan met negatieve emotionaliteit en seksuele preoccupatie. En dan zijn er nog acute zaken die op dit moment van invloed kunnen zijn op het recidiverisico. Dat kan bijvoorbeeld van belang zijn bij het verlenen van verlof; die breng je met de korte vragenlijst van ACUTE in kaart.

‘Het toevoegen van een extra klinische weging leidt vaak tot een kunstmatige verhoging van het ingeschatte risico '

Wineke Smid

Professionals die het recidiverisico moeten beoordelen vinden het afnemen van deze vragenlijsten en het optellen van scores vaak karig, ziet Wineke in de praktijk. Daarom voorzien zij die beoordeling graag ook van hun eigen klinische observaties en accenten. Maar die aanvullingen leiden niet tot betere taxaties, integendeel. ‘Het toevoegen van een extra klinische weging, de zogenaamde ‘clinical override’, leidt vaak tot een kunstmatige verhoging van het ingeschatte risico doordat zaken die met de instrumenten al gewogen zijn nu nogmaals worden meegenomen’, licht Wineke toe.
 

‘Bovendien worden zo extra persoonlijke afwegingen in de beoordeling meegenomen, terwijl beoordelaars het daar slechts in 15% van de gevallen over eens zijn. Dat kan dus niet tot valide voorspellingen leiden. Als pleger zou ik dus liever met de saaie STATIC beoordeeld worden dan door het goedbedoelde onderbuikgevoel van een clinicus. Want uit dat eerste komt namelijk vrijwel altijd een lager risico naar voren.’  

Met gemak kunnen Wineke en haar collega’s een negendaagse opleiding vullen met alles wat professionals die met zedendelinquenten werken moeten weten. Voor veel organisaties is dit qua tijd en kosten echter te hoog gegrepen. Die kiezen vaak voor de SSA-training, waarbij de deelnemers in twee of drie opleidingsdagen leren hoe zij de genoemde instrumenten uniform kunnen toepassen.

Delicten op dezelfde manier scoren

‘Het gebruik van deze instrumenten is lastiger dan je op het eerste gezicht denkt. Daarom is het belangrijk dat de deelnemers hierin worden getraind. Als iemand bijvoorbeeld kinderporno heeft gedownload, scoor je dat dan wel of niet bij het item ‘hands-on delicten’? En hoe scoor je als iemand heeft gechat met een minderjarige? Het is belangrijk dat iedereen dit soort zaken op dezelfde manier scoort, anders verliest het instrument zijn waarde.’

Deelnemers komen tijdens de opleidingsdagen met heel uiteenlopende vragen. Vaak merkt Wineke dat zij tal van onjuiste aannames hebben en relevante kennis missen. Dat leidt tot allerlei foutieve beelden over zedenmisdrijven en plegers daarvan, en dat kan doorwerken in hun beoordeling.

Blended onderwijs

‘We komen dus eigenlijk altijd tijd tekort’, vertelt Wineke verder. ‘Om die reden werken we nu aan een blended versie van de opleiding, zodat de deelnemers de digitale handleidingen van de instrumenten alvast in hun eigen tijd kunnen doornemen. Per hoofdstuk moeten zij hierbij steeds eerst enkele vragen beantwoorden voordat ze verder kunnen met het volgende hoofdstuk. Dat is niet het leukste deel van de opleiding, zeker niet als je heel pragmatisch direct aan de slag wilt. Maar zo weten we wel zeker dat alle deelnemers zich deze handleidingen werkelijk eigen maken. Dat is namelijk een must om deze instrumenten goed te kunnen inzetten. Bovendien houden we zo tijdens de bijeenkomsten meer tijd over om vragen te bespreken en samen te oefenen.’

Wie deze nieuwe blended opleiding goed heeft afgerond, krijgt naast een certificaat ook een officieel registratienummer om beunhazerij tegen te gaan. ‘En op speciale booster-dagen kunnen de deelnemers daarna terecht voor de laatste aanpassingen van de risicotaxatie-instrumenten, zodat hun kennis up to date blijft.’

In verband met corona wordt de cursus overigens tot de zomer van 2021 in drie (korte) online dagen gegeven, waarbij  groepsgrootte, accreditaties e.d. hetzelfde zijn als bij de klassikale variant.

‘Duidelijk is dat plegers die beginnen in de hoogste risicocategorie ook met een intensieve behandeling niet in de laagste categorieën terechtkomen’

Wineke Smid

Risicocategorie

Het taxeren van recidiverisico’s is natuurlijk geen doel op zich. Deze beoordelingen zijn essentieel bij de behandeltoewijzing van zedendelinquenten zodat de patiënten met het hoogste risico ook echt de meest intensieve behandeling krijgen. En door deze risico’s met enige regelmaat opnieuw te meten, wordt ook inzichtelijk welke vorderingen patiënten tijdens hun behandeling maken.

‘Duidelijk is dat plegers die beginnen in de hoogste risicocategorie ook met een intensieve behandeling niet in de laagste categorieën terechtkomen’, stelt Wineke. ‘Tegelijk moet je je realiseren dat zelfs het hoge risico bij deze patiëntengroep relatief is; want ook in de hoogste risicocategorieën recidiveert vaak meer dan de helft van de plegers niet. Het is dus niet zo dat alle plegers in de hoge risicocategorieën levenslang of uiteindelijk een long stay zouden moeten krijgen om recidive te voorkomen. Dat is slechts in uitzonderlijke gevallen op zijn plaats. Kortom, risicotaxatie is vooral een middel om de beschikbare behandelmogelijkheden zo goed mogelijk te verdelen onder de mensen die dat het meest nodig hebben. En daarbij hebben we nog een lange weg te gaan.’

Meer lezen? Onlangs schreef Wineke Smid mee aan 'Zicht op Zedendelinquenten' (Boom uitgevers Amsterdam ISBN 9789024430512), een boek met actuele wetenschappelijke inzichten over zedendelinquenten.

Wil je meer weten over risicotaxatie bij zedendelinquenten?