‘CGT kan veel doen bij cliënten in de forensische zorg’

Interview met Angeline Smeltink

25 juli 2023
 

Angeline Smeltink

Als behandelaar in de forensische zorg wil je helpen voorkomen dat cliënten opnieuw in de problemen komen of dat problemen erger worden. Cognitieve gedragstherapie kan daarin veel bij deze doelgroep doen, zegt psycholoog/psychotherapeut Angeline Smeltink. Ze verwerkte haar jarenlange expertise in de nieuwe Vervolgcursus cognitieve gedragstherapie: CGT binnen het forensisch werkveld, die ze samen met Erik Jongman geeft.

Zien dat cliënten ondanks aanvankelijke aarzelingen en schroom toch iets hebben aan de gesprekken en dat zij zaken durven bespreken die ze met niemand anders durven of kunnen delen…. Dat maakt het therapeutisch werken voor Angeline Smeltink bijzonder. ‘Naast cliënten die door de huisarts zijn verwezen, heb ik de afgelopen twintig jaar gewerkt met cliënten die door Justitie werden gestuurd. Dat maakt vaak een groot verschil. Niet alleen in de motivatie maar ook het appel van forensische cliënten is vaak anders. Cliënten die via de huisarts bij je komen, willen iets van jou. Bij forensische cliënten is dat precies andersom: in die behandeling willen wij dat zij iets aan hun gedrag veranderen waardoor ze niet recidiveren. Daardoor ontstaat een heel andere dynamiek.'

'Cliënten die via de huisarts bij je komen, willen iets van jou. Bij forensische cliënten is dat precies andersom: in die behandeling willen wij dat zij iets aan hun gedrag veranderen waardoor ze niet recidiveren. Daardoor ontstaat een heel andere dynamiek'

Angeline Smeltink

Onderscheid crimineel en gestoord gedrag

Als de therapie eenmaal van start gegaan is, ligt de focus van de forensische behandeling op het voorkomen van herhaling van het gepleegde delict. Daarbij is het aan de behandelaar om een onderscheid te maken tussen crimineel en gestoord gedrag. ‘Dat is een delicaat spanningsveld. Want soms is delinquent gedrag het gevolg van een psychiatrische stoornis, maar soms ook niet. Daar moet je je dus goed op bezinnen, want dat bepaalt de grens van je psychologisch handelen.’

Als een crimineel gedrag een volledig bewuste keuze is, kan je als hulpverlener weinig doen, vertelt Smeltink. Toch onderzoekt ze altijd of ze ergens van betekenis kan zijn. ‘Soms zien cliënten de mogelijkheden voor een andere levensinvulling niet en helpt het als ze anders naar zichzelf en hun omgeving leren kijken. Als duidelijk is dat er sprake is van onderliggende of psychiatrische problematiek kan behandeling daarvoor plaatsvinden. Het is de uitdaging om daarachter te komen, zodat je samen met je cliënt kan werken aan wat helpend is om terugval te voorkomen.’

CGT in forensische zorg

De oorzaken van delictgedrag zijn uitputtend. Denk aan verslaving, een verstoorde partnerrelatie, trauma’s, persoonlijkheidsproblematiek en niet herkende autisme-problematiek. Ook heb je bij deze cliënten vaak te maken met paniek- of angstklachten, slaapproblemen en impulsregulatieproblemen. ‘Het is een zeer diverse groep cliënten waar je mee te maken hebt. Meestaal heel beschadigde mensen die vanuit hun achtergrond op en bepaalde manier met dingen omgaan, waardoor ze zichzelf en anderen verder beschadigen’, zegt Smeltink. ‘Cognitieve gedragstherapie (CGT) kan daarom veel doen bij cliënten in de forensische zorg.’
 
Ze adviseert om in behandeling eerst contact te maken en de verbinding aan te gaan. ‘Ik wil mijn cliënten als mens zien en benaderen, en achterhalen waar de pijn zit. Pas dan hebben we iets om samen aan te werken. Dat kan gaan om het verminderen van het recidiverisico, maar het kan ook symptoomgericht zijn, zoals het voorkomen dat angsten en nachtmerries zich vastzetten. Een behandeling is voor mij succesvol als cliënten met enthousiasme naar zichzelf kunnen kijken, minder spanning ervaren en meer verbondenheid met anderen voelen en daardoor beter met situaties kunnen omgaan.’

Breed opgezette cursus

Om aan te kunnen sluiten op de diversiteit binnen de doelgroep is de ‘Vervolgcursus CGT binnen het forensisch werkveld’ van de RINO Groep breed opgezet. ‘De eerste dag staat in het teken van algemene thema’s, zoals motivationele aspecten en de samenwerking met de Reclassering, want dat is een vak apart, bijvoorbeeld op het terrein van informatie-uitwisseling. Daarna besteden we twee dagen aan het thema ‘geweld en vermogen’ en komt de behandeling van veelplegers van gewelds- en vermogensdelicten aan bod. Hoe vind je aansluiting bij deze vaak jonge jongens met een heel belaste voorgeschiedenis? Vanuit welke schema’s denken zij, zodat je kunt begrijpen waarom ze doen zoals ze doen? En hoe ga je met hun gedrag om? Vervolgens besteden we een dag aan de behandeling van zedendelinquenten, een dag aan huiselijk geweld, en een dag aan delictgedrag dat te maken heeft met stoornissen in het autistisch spectrum (ASS). Nog vaak wordt die problematiek niet herkend, waardoor de cliënt bijvoorbeeld ten onrechte een persoonlijkheidsstoornis krijgt ‘opgeplakt’ en wordt overvraagd, waardoor de ingezette behandeling niet aanslaat.’
 
Is die brede opzet niet meteen ook de zwakte van de vervolgcursus? ‘Zeker niet’, stelt Smeltink. ‘Als het bijvoorbeeld over de schema’s gaat waarin jonge veelplegers denken, kun je dat ook toepassen op andere forensische cliënten. Zo komen op alle bijeenkomsten thema’s aan bod die voor alle deelnemers interessant zijn. Eigenlijk gaat het steeds over verschillende vormen van grensoverschrijdend gedrag, een verhullende term voor gedrag dat schadelijk is voor anderen of de maatschappij.'

Investeren in eigen competenties

Als je deze cursus gevolgd hebt, heb je geleerd om gedragstherapeutisch te blijven werken en daaraan vast te houden in de loop van de behandeling. ‘Dat is belangrijk’, benadrukt Smeltink. ‘Vooral om cliënten te laten begrijpen waarom ze doen wat ze doen, en waarom ze bijvoorbeeld zo emotioneel geraakt worden door iets. Vaak spelen er bij grensoverschrijdend gedrag allerlei persoonlijke gevoeligheden. Als je dat samen met je cliënt in kaart kunt brengen, voelen cliënten zich gezien en kun je ook werkelijk naast ze gaan staan. Dat klinkt wellicht wat zweverig, maar dat raakt echt aan mijn eigen drive. Juist doordat je samen met de cliënt werkt aan de casusconceptualisatie, voelt hij zich gezien en gaat hij zichzelf beter begrijpen. Dat biedt vervolgens houvast en richting aan de behandeling. Ook de cliënt weet hierdoor waarom we doen wat we doen, wat zijn intrinsieke motivatie versterkt.’
 
Daarnaast investeer je met deze cursus ook in je eigen competenties. Hoe ga je om met het stellen van grenzen? Hoe vraag je gericht dingen uit waar cliënten zich voor schamen? Hoe confronteer je cliënten als ze informatie verdraaien of je uittesten? En hoe ga je zelf om met de emoties die het gedrag van cliënten bij je oproept? ‘In deze setting red je het niet met alleen empathisch zijn. Je moet doorvragen en niet altijd afgaan op wat cliënten je vertellen. Je moet humor in het gesprek kunnen brengen, soms wat harder willen lopen voor je cliënten, en ze verzorgen en aansturen omdat ze zelf vaak zo weinig zelfsturend vermogen hebben. Anders ben je ze zo kwijt. En je moet cliënten soms stevig aan gemaakte afspraken houden. Ik vergeet nooit dat ik eens een jongen aansprak, die steeds weer te laat kwam. ‘Ik vind dat vervelend, want zo hebben we minder tijd samen’, zei ik hem. Toen ik hem aan het eind van de behandeling vroeg waar hij het meest aan had gehad, antwoordde hij: ‘dat je me daar toen op aansprak, dat vond ik het belangrijkste! Want toen wist ik dat je er werkelijk voor wilde gaan.’ Bijzonder hè. Zo zie je hoe verwaarloosd veel van de cliënten zijn die je in de forensische zorg tegenkomt.’

 

Wil jij meer leren over gedragstherapie binnen het forensisch werkveld?