Wat zijn volgens jou de belangrijkste verschillen tussen risicotaxatie en risicomanagement?
Bij risicotaxatie breng je op gestructureerde, wetenschappelijk onderbouwde wijze risico- en beschermende factoren in kaart en maak je een gewogen inschatting van het risico van delictpleging. Bij risicotaxatie gaat het dus in de basis om het voorspellen van delictgedrag, al kun je dat nooit met 100% zekerheid doen. Risicomanagement gaat over de inzet van interventies om de kans op delictpleging verminderen. Dit gaat dus juist om het voorkomen van delictgedrag. Risicotaxatie en risicomanagement liggen in elkaars verlengde, maar zijn dus niet hetzelfde.
Hoe zie jij de rol van risicotaxatie in het proces van risicomanagement?
Risicotaxatie zou in mijn optiek – en dat is inmiddels eigenlijk wel een breed gedeelde mening – altijd moeten leiden tot richtlijnen voor risicomanagement. De kern van het forensisch werk is immers het voorkomen van delictgedrag en niet zozeer het voorspellen daarvan. Als een risicotaxatie aangeeft dat er bij een persoon sprake is van een hoog recidiverisico, is de vraag die daarop volgt in wezen altijd: ‘welke factoren zorgen er nu eigenlijk bij deze persoon voor dat de kans op recidive verhoogd is?’.
Het kan bijvoorbeeld zijn dat iemand overvallen pleegt omdat hij/zij geld nodig heeft voor drugs. Een denkbare interventie zou dan kunnen zijn dat iemand verslavingsbehandeling krijgt en dat middelengebruik wordt gemonitord met urinecontroles. Maar er kan ook gedacht worden aan helpen bij het vinden van werk, omdat diegene vooral gebruikt vanuit verveling en omdat geldgebrek nu eenmaal de reden is dat hij/zij vermogensdelicten pleegt. Dit voorbeeld is wat simplistisch. Meestal zie je dat er bij mensen die delicten plegen sprake is van een veelheid aan risicofactoren en ontbrekende beschermende factoren, die ook nog eens op elkaar inwerken. Met een goede risicotaxatie kun je proberen zoveel mogelijk van deze factoren in beeld te brengen, om deze factoren vervolgens met passende interventies – risicomanagement dus – te beïnvloeden.
HCR-20V3 in de praktijk: hoe onderscheidt dit instrument zich van andere risicotaxatie-instrumenten en ondersteunt het risicomanagement?
Er bestaan veel goede risicotaxatie-instrumenten met vergelijkbare voorspellende waardes, zoals de HKT en de FARE (specifiek voor ambulante setting). De keuze voor een bepaald instrument hangt vaak af van de context waarin je werkt en wie je beoordeelt. Het kan bijvoorbeeld uitmaken of je klinisch of ambulant werkt, of het om een geweldsdelict gaat en of je een korte- of langetermijninschatting maakt.
Wat de HCR-20V3 bijzonder maakt, is dat dit instrument niet alleen risicofactoren inventariseert, maar ook nadrukkelijk processtappen biedt om tot een geïndividualiseerd en bruikbaar risicomanagementplan te komen. Waar veel instrumenten vooral beschrijvend zijn over risico’s, helpt de HCR-20V3 bij het begrijpen van het geweldsrisico: hoe risicofactoren in samenhang hebben geleid tot geweld in het verleden, wat je in de toekomst kunt verwachten, en vooral: welke interventies je kunt inzetten. De HCR-20V3 besteedt juist veel aandacht aan het formuleren van deze interventies. En het structureert het denken hierover door interventies te categoriseren, middels vragen als ‘wat kan ik aan behandeling aanbieden om risicofactoren te verminderen?’, ‘welke inperkende maatregelen zijn nodig om risico’s te verminderen?’ en ‘hoe monitor ik relevante risicofactoren?’.