‘Kind of jongere met dyscalculie vindt zichzelf vaak dom’

Interview met Marije van Oostendorp

13 oktober 2020
 

Marije van Oostendorp

Kinderen en jongeren met dyscalculie lopen niet alleen tegen rekenproblemen aan,  ook op sociaal-emotioneel vlak hebben zij met uitdagingen te maken die om een specifieke aanpak vragen. ‘Het is altijd een zoektocht om te ontdekken wat een kind met dyscalculie nodig heeft’, schetst orthopedagoog-generalist Marije van Oostendorp.

Vanuit haar eigen praktijk werkt Van Oostendorp, die ook een didactische achtergrond heeft, met kinderen, ouders en leerkrachten die te maken hebben met dyscalculie. Bij deze complexe stoornis hebben kinderen moeite om zich rekenvaardigheden aan te leren en deze te automatiseren. ‘Kinderen met dyscalculie kunnen bijvoorbeeld niet onthouden dat als zes plus vier tien is, tien min vier dus zes. Getallen hebben weinig betekenis voor deze kinderen. Ze spreken daardoor getallen verkeerd uit: 68 in plaats van 86, en vinden analoog klokkijken vaak heel lastig. Ze hebben veel herhaling en uitleg nodig, maar de stof beklijft dan alsnog niet goed’, licht Van Oostendorp toe.

'Hoe dyscalculie precies ontstaat is nog niet duidelijk, maar we weten wel dat de hersenen van mensen met en zonder dyscalculie anders functioneren'

Marije van Oostendorp

Aandacht voor dyscalculie

Van Oostendorp is blij dat er tegenwoordig steeds meer aandacht is voor de rekenstoornis. ‘Ook in de wetenschap. Hoe dyscalculie precies ontstaat is nog niet duidelijk, maar we weten wel dat de hersenen van mensen met en zonder dyscalculie anders functioneren. Om te kunnen rekenen heb je veel vaardigheden nodig. Je moet als onderzoeker of begeleider dus een brede kennis hebben, omdat veel factoren invloed hebben op de rekenontwikkeling. Denk aan het werkgeheugen, de taalontwikkeling, aandacht, zelfvertrouwen en motivatie’, zegt ze. ‘Je moet breed kunnen kijken om de problemen en oplossingen inzichtelijk te krijgen.’

Classificatie

Wat kinderen met dyscalculie onderscheidt van kinderen met ‘gewone’ rekenproblemen, is volgens Van Oostendorp dat bij die eerste groep rekenproblemen blijven bestaan ondanks goede hulp en dat hun rekenniveau niet past bij wat ze verder kunnen. ‘Je ziet bij deze kinderen vaak dat zij wel hoog scoren op andere gebieden zoals taalbegrip. Maar het is niet zo dat je snel weet of een kind dyscalculie heeft. Een onderzoek kost tijd omdat je breed moet kijken. Je moet bijvoorbeeld de interactie tussen kind en leerkracht observeren, en die tussen kind en ouder. Je moet de competentiebeleving meten en nagaan hoe het rekenonderwijs er uit heeft gezien en nog veel meer.’ Krijgt een kind uiteindelijk de classificatie dyscalculie, dan vraagt het maatwerk om toch te kunnen ontwikkelen op dat vlak. ‘De verbinding zoeken met ouders en school is daarbij heel erg belangrijk in mijn vak. Ook omdat adviezen praktisch gezien haalbaar moeten zijn.’

'Als puber ben je al zo bezig met zelfvertrouwen, jezelf leren kennen. Als de docent dan steeds vraagt waarom je het nog steeds niet snapt, waarom het niet lukt, kun je daar erg onzeker, angstig of zelfs depressief van worden'

Marije van Oostendorp

Angst en depressie

Bij pubers met dyscalculie komt Van Oostendorp regelmatig sociaal-emotionele problemen tegen die door de rekenstoornis zijn ontstaan. ‘Ze zitten, als het goed is, op een passend schoolniveau en kunnen goed meekomen, behalve bij wiskunde. De instructie gaat voor hen veel te snel en dat is voor wiskundedocenten soms onbegrijpelijk. Als puber ben je al zo bezig met zelfvertrouwen, jezelf leren kennen. Als de docent dan steeds vraagt waarom je het nog steeds niet snapt, waarom het niet lukt, kun je daar erg onzeker, angstig of zelfs depressief van worden. Kinderen en vooral pubers met dyscalculie vinden zichzelf vaak heel dom, twijfelen aan zichzelf.’

Cursus

Het is dan ook de persoonlijke missie van Van Oostendorp geworden om leraren en ouders die wél goed kunnen rekenen te laten begrijpen waarom het rekenen voor een leerling met dyscalculie zo lastig is. ‘In mijn dagelijkse werk en in mijn docentschap bij de RINO Groep geef ik professionals dan ook graag tools: wat moet je bij deze kinderen nu juist wel en niet doen of zeggen? Wat kun je doen om ze te helpen binnen hun mogelijkheden? In de cursus Diagnostiek en behandeling van dyscalculie leer ik professionals bovendien rekenonderzoek doen. Ook geef ik inzicht in welke methoden of instrumenten je kunt inzetten en hoe je psycho-educatie geeft aan ouders zodat zij hun kind beter begrijpen.’

Voor wie?

De cursus is bedoeld voor orthopedagogen en psychologen die te maken hebben met kinderen met rekenproblemen. Van Oostendorp: ‘Dit zijn niet alleen mensen die op scholen werken of een eigen praktijk hebben, maar ook gedragswetenschappers uit de jeugdzorg. Sommige kinderen hebben bijvoorbeeld een negatief zelfbeeld dat is ontstaan door de ernstige rekenproblemen. In de cursus leer je zowel hoe je de problematiek in kaart brengt als hoe je de leerling kunt helpen. Steeds wordt getracht de kennis van de wetenschap te vertalen naar de dagelijkse praktijk, zodat je er meteen mee aan de slag kunt.’

Meer weten over de diagnostiek en behandeling van dyscalculie?